Belgische bedrijvengroep vraagt regering om COP26-verbintenis uit te stellen

In een schriftelijk verzoek aan de vice-premiers Sophie Wilmès, Pierre-Yves Dermagne en Vincent Van Peteghem heeft het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) de regering gevraagd om de doelstelling van COP26 om tegen het einde van dit jaar een einde te maken aan nieuwe rechtstreekse overheidssteun voor de sector fossiele brandstoffen niet te implementeren zolang er geen internationale of ten minste pan-Europese oplossing is gevonden.

Het Koninkrijk België was een van de 30 landen die de politieke verbintenis van COP26 hebben ondertekend om “tegen eind 2022 een einde te maken aan nieuwe rechtstreekse overheidssteun voor de internationale energiesector die fossiele brandstoffen gebruikt, behalve in beperkte en duidelijk omschreven omstandigheden die stroken met een opwarmingslimiet van 1,5°C en de doelstellingen van het Akkoord van Parijs.”

Het VBO verklaarde deze week dat het de doelstellingen van COP26 onderschrijft en van mening is dat België de hervormingen moet doorvoeren.

Het verbond voegde er echter aan toe dat België op een “pragmatische en realistische manier” en in nauw overleg met de belanghebbenden stappen moet zetten om te vermijden dat Belgische bedrijven een concurrentienadeel zouden ondervinden ten opzichte van landen die COP26 niet hebben ondertekend.

Het VBO verklaarde dat de aard van de verbintenis moet worden verduidelijkt. “De exacte draagwijdte van de verklaring is onduidelijk. Deze moet nauwkeurig en met de nodige nuances worden gedefinieerd”, aldus het VBO.

“Duidelijkheid en aandacht voor de bezorgdheid van het bedrijfsleven zijn van essentieel belang om rechtszekerheid te garanderen en niet op de feiten vooruit te lopen. Het ontbreken van passende alternatieven zou in sommige gevallen een soepele en geleidelijke transitie in gevaar brengen”, vervolgde het verbond.

“Mogelijke ongewenste neveneffecten moeten koste wat kost worden vermeden, vandaar het belang van overleg met belanghebbenden. Last but not least is het belangrijk om eerlijke concurrentievoorwaarden te garanderen. Belgische ondernemingen mogen niet van het wereldtoneel worden verdrongen door buitenlandse spelers die deze verklaring niet hebben ondertekend. Daarom moet de voorkeur worden gegeven aan een mondiale oplossing”, aldus het VBO.

Het VBO heeft er ook nota van genomen dat de verbintenis op de agenda stond van de reguliere vergadering van de ministers van Financiën van de EG (Ecofin) op 15 maart. “Wij hopen dan ook dat op OESO-niveau, of op zijn minst op Europees niveau, een oplossing kan worden gevonden”, aldus het verbond.

Het standpunt van het VBO staat in schril contrast met dat van klimaatactivisten in België en zijn eigen premier Alexander De Croo, die in november op de COP 26-top in Glasgow zei dat de nationale regeringen hun inspanningen om de CO2-uitstoot te verminderen, moeten opvoeren.

“We kunnen het ons eenvoudigweg niet veroorloven niets te doen”, zei hij, verwijzend naar de hittegolven en overstromingen in West-Europa van dat jaar als voorbeelden van de gevolgen van klimaatverandering.

De toespraak van de premier werd destijds door klimaatactiviste Anuna De Wever afgedaan als “opschepperige bravoure”.

De oproep van het VBO kan ook enige juridische gevolgen hebben. In juni 2021 oordeelde een Belgische rechtbank in het voordeel van NGO Klimaatzaak en 58.000 eisers dat het niet halen van de klimaatdoelstellingen door België een schending van de mensenrechten is.

De Brusselse rechtbank van eerste aanleg heeft geoordeeld dat de Belgische autoriteiten het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het daarin opgenomen recht op leven (artikel 2) en het recht op eerbiediging van privé- en gezinsleven (artikel 8) hebben geschonden door niet alle “nodige maatregelen” te nemen om de “schadelijke” gevolgen van de klimaatverandering te voorkomen.

De rechter verwierp echter de oproep van de NGO om de staat strengere emissiedoelstellingen op te leggen, omdat dit in strijd zou zijn met de scheiding der machten tussen de regering en de rechterlijke macht.

Dit betekende in feite dat het vonnis van de rechtbank geen financiële of juridische gevolgen had, zoals opgemerkt door de Belgische minister van klimaat Zakia Khattabi.

Back to top button