Ziektekostenverzekering Nederland onder juridische en financiële druk

Het Nederlandse universele gezondheidszorgbeleid mag dan een recente aanvechting bij de rechter van de verplichte aanschaf van een basispolis hebben overleefd, de juridische overwinning komt op een moment dat de stijgende kosten van de gezondheidszorg een crisis in het risicobeheer veroorzaken.

De rechtszaak was aangespannen door een man, Cedric de Kok, die al in 2014 door het Nationaal Zorginstituut was beboet voor zijn weigering om een zorgverzekering af te sluiten.

Volgens de Nederlandse wet zijn inwoners verplicht een basisziektekostenverzekering af te sluiten tegen een premie van ongeveer 110 euro per maand. De Kok had de boete aangevochten met het argument dat hij enkel geïnteresseerd was in homeopathische geneesmiddelen en daarom niet wilde meebetalen aan een systeem dat hij niet zou gebruiken.

Nederland voorziet weliswaar in vrijstellingen op grond van godsdienst of gewetensbezwaren, maar dit gaat gepaard met een hogere belastingdruk, iets wat De Kok ook weigerde te betalen.

Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) oordeelde dat het de zaak ontbrak aan “ernst, samenhang en belang” en oordeelde dat Nederland een juist evenwicht had gevonden tussen collectieve en individuele behoeften.

Het Hof laakte ook het argument van De Kok dat zijn zaak werd gesteund door artikel 9 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, dat de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst van de Europese burgers moet waarborgen.

De rechters oordeelden dat zijn wantrouwen jegens het medische systeem niet onder de reikwijdte van het artikel viel.

Soortgelijke zaken tegen de verplichting om mee te betalen aan nationale stelsels zijn in het verleden door zowel ondernemingen als particulieren aangespannen.

Een daarvan, Geotech Kancev GmbH tegen Duitsland, vond plaats in 2016 toen het Duitse geothermische bedrijf bezwaar maakte tegen zijn verplichting om mee te betalen aan een uitkeringsfonds voor werknemers die ziek werden of gewond raakten. Het Hof stelde echter vast dat Europese ondernemingen kunnen worden verplicht om mee te betalen aan socialezekerheidsfondsen.

Het EHRM merkte in zijn meest recente arrest op dat de lidstaten van de EU “over een ruime beoordelingsmarge beschikken wanneer het erom gaat een evenwicht te vinden tussen het algemeen belang van de gemeenschap en de vereisten van de bescherming van de grondrechten van het individu”.

Maar de juridische overwinning van Nederland komt op een moment dat de Nederlandse zorgsector onder ongekende druk staat.

Volgens het nationale statistiekbureau CBS gaf Nederland in 2020 116 miljard euro uit aan gezondheidszorg. Dit heeft de regeringsadviseur Zorginstituut Nederland (ZN) ertoe gebracht op te roepen tot een rigoureuze verandering van aanpak om te voorkomen dat het systeem overbelast raakt.

Het instituut is een campagne gestart om de noodzaak van actie onder de aandacht te brengen, en ZN-voorzitter Sjaak Wijma waarschuwde dat “als we nu geen actie ondernemen, we binnen 20 jaar een derde van ons inkomen aan zorg zullen uitgeven”.

Dit standpunt werd gesteund door de wetenschappelijke beleidseenheid van de regering, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), die waarschuwde dat over 40 jaar één op de drie mensen in de zorgsector zal werken als er geen actie wordt ondernomen.

Het betekent ook dat naarmate deze druk toeneemt, meer bedrijven waarschijnlijk te maken gaan krijgen met meer verplichtingen om mee te betalen aan het stelsel en hun werknemers voorzieningen voor gezondheidszorg te bieden, wat op zijn beurt zou kunnen leiden tot meer rechtszaken over het niet willen meedoen aan dergelijke verplichtingen.

Back to top button